De milieu-impact van ons gebouwenbestand verlagen door groepsrenovaties
In het doctoraat van Evelien Verellen, een van de inhoudelijk adviseurs bij Morgenbouwers, bekeek ze hoe groepsrenovaties ook anders aangepakt kunnen worden, en welke milieu-impactreducties je zo kan realiseren.
De Belgische renovatiegraad ligt vandaag te laag om de Europese klimaatdoelen te behalen. Om dat probleem aan te pakken, werd in dit doctoraatsonderzoek gezocht naar een manier om zowel de efficiëntie als de bereidheid tot renovatie te verhogen. Daarbij komt een vernieuwende aanpak rond groepsrenovaties in beeld.
Van gelijkaardige gevels naar gelijkaardige noden
Groepsrenovaties zijn niet nieuw: in het verleden hebben ze al bewezen efficiënt te zijn, maar tot nu toe worden ze enkel toegepast in uniforme woonwijken met visueel gelijkaardige woningen. Daardoor blijft een groot deel van het Belgische gebouwenbestand onbenut. Dit onderzoek stelt voor om het anders aan te pakken: niet kijken naar hoe woningen eruitzien, maar naar gelijkaardige renovatienoden.
Met behulp van GIS-data worden clusters van woningen geïdentificeerd die dezelfde bouwperiode, typologie, massa en isolatiewaarden delen. Deze clusters worden vervolgens geëvalueerd op hun densiteit om te bepalen waar groepsrenovatie het meeste impact kan hebben. Vervolgens werd het milieuvoordeel van verschillende renovatiescenario’s berekend via een levenscyclusanalyse.
Leuven als proeftuin
De methode werd toegepast op de stad Leuven, die met haar ambitieuze klimaatbeleid een ideale testomgeving vormt. Leuven monitort al haar operationele CO₂-uitstoot in het kader van het Burgemeestersconvenant. Deze gegevens werden gebruikt om te controleren of de voorgestelde renovatiemaatregelen effectief leiden tot merkbare klimaatwinst.
De analyse toont aan dat vooral rijwoningen gebouwd tussen 1946 en 1970, met slechte isolatie van wanden, daken en vloeren, een groot potentieel bieden. Door enkel de daken en buitenmuren te isoleren, kunnen al grote sprongen worden gemaakt in het verminderen van de uitstoot.
Concrete resultaten
Het onderzoek identificeerde 13 hoofdclusters, onderverdeeld in 122 subclusters, goed voor 22,2% van het Leuvense gebouwenbestand. Hiervan hebben 54 subclusters een hoog potentieel voor groepsrenovatie. Als alle 122 subclusters energetisch gerenoveerd worden, kan de CO₂-uitstoot van huishoudens met 5,2% tot 10,3% dalen – afhankelijk van de gebruikte materialen en aanpak. Daarbij werd niet alleen gekeken naar energiebesparing, maar ook naar de milieu-impact van extra materialen.
Figuur: Voorbeeld van één sub-cluster
Toch is dat niet voldoende om de klimaatdoelstellingen volledig te halen. Een integrale aanpak is nodig, waarbij ook technieken (zoals verwarming) en hernieuwbare energie worden meegenomen.
Uitdagingen en opportuniteiten
Een belangrijke uitdaging in dit onderzoek was het gebrek aan gedetailleerde data over het gebouwenbestand. Dit werd deels opgevangen met dataverrijking via machine learning, GIS-tools en andere methodes. Toch is het cruciaal dat bij een echte toepassing correcte gegevens beschikbaar zijn.
De kracht van deze studie zit in de combinatie van bestaande technieken – zoals building stock modelling, clustervorming, levenscyclusanalyse en beleidsvalidatie – in één geïntegreerde methodologie. Dit kan steden en gemeenten helpen om gericht in te zetten op groepsrenovaties en zo hun klimaatambities waar te maken.
Conclusie
Door woningen met gelijkaardige renovatienoden te groeperen en slim aan te pakken, kunnen we de renovatiegraad verhogen én het klimaat helpen. Dit onderzoek kan daarom beleidsondersteunend werken.