Morgenbouwers Logo
Totem
 

Vanaf 2030 een verplichte milieu-impactberekening voor elke woning: wat betekent dat voor je budget?

Vanaf 2028 en 2030 verandert de regelgeving rond nieuwbouw ingrijpend. Naast het verplichte EPB-verslag (dat de energieprestatie van een gebouw aantoont), moet je voortaan ook de milieu-impact van je woning laten berekenen. Een goede zaak voor het klimaat, maar wat kost dat voor jou als bouwheer?

OVAM (de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij) liet de financiële impact van die verplichting onderzoeken in de TOTEM-kostenstudie. De studie werd uitgevoerd door KU Leuven en het architectenbureau Archipelago. Ook onze inhoudelijk adviseur Evelien Verellen werkte mee aan deze studie. Wij zetten de belangrijkste inzichten voor jou op een rij.

Volledige studie lezen? https://publicaties.vlaanderen.be/view-file/75443

Hoe werd dit onderzocht?

De studie onderzocht vier types gebouwen: een halfopen woning, een appartementsgebouw, een school en een kantoor. In dit artikel focussen we op de resultaten voor de woning.

Voor elk gebouw werden alle kosten in kaart gebracht: bouwkosten (materiaal en werkuren), erelonen (bv. de architect) en de kosten voor de TOTEM-analyse. Technieken (zoals verwarming of ventilatie) werden niet in de bouwkosten opgenomen, wel in de ereloonkost. Naast de initiële investeringskost werd ook de volledige levenscycluskost berekend, inclusief onderhoud (zoals schoonmaak en vervangingen) en energieverbruik over 60 jaar. Alle toekomstige kosten zijn geactualiseerd naar 2024-prijzen.

De studie startte met een analyse van het "business as usual"-scenario (BAU), zonder optimalisaties. Daarna werden vijf scenario’s berekend waarin het ontwerp of de materiaalkeuze werd aangepast om de milieu-impact te verlagen.

Business as usual (BAU)

Dit is de analyse van de originele gebouwen, zonder aanpassingen of optimalisaties. Hieruit blijkt dat vloeren voor de grootste impact zorgen, zowel financieel als voor de milieu-impact. Wanneer naar de levenscyclusfasen gekeken wordt, blijkt ook dat de productie- en bouwfase voor de helft van de totale impact zorgt, zowel milieu als financieel. Bij de milieu-impact zorgt het energieverbruik voor de tweede grootste impact (31%), terwijl vanuit financieel oogpunt schoonmaak en onderhoud voor de tweede grootste impact zorgen (29%), schoonmaak gebeurt steeds door een professionele poetsdienst. Vervangingen staan op de derde plaats vanuit zowel financieel als milieu-oogpunt.

De erelonen hangen vooral af van de grootte en complexiteit van het gebouw, maar liggen per m² redelijk gelijk over de vier cases. De TOTEM-kost weegt wel zwaarder door bij kleinere gebouwen zoals een woning, omdat de analyse niet complexer wordt bij grotere oppervlaktes maar de kost wel toeneemt in verhouding tot het totaalbudget.

Materiaaloptimalisatie (OPTIM 1)

Door laag per laag materialen te vervangen door duurzamere alternatieven, daalt de milieu-impact van een woning met 25% (tot 29% bij appartementen). De investeringskost daalt licht (-0,4%), maar de levenscycluskost stijgt met 9%, vooral door duurdere onderhoudsproducten zoals kalkverf (in plaats van acrylverf, aangezien verf om de 10 jaar wordt vernieuwd.

Deze optimalisatie vraagt extra werk van de TOTEM-verslaggever. Bij kleinere gebouwen zoals woningen weegt die meerkost relatief zwaarder door. De kost kan beperkt blijven als de architect tijdens het ontwerp al duurzame keuzes maakt.

Compact Bouwen (OPTIM 2)

In OPTIM 2 wordt het ontwerp aangepast zodat het gebouw compacter wordt, de nuttige vloeroppervlakte blijft gelijk, maar er zijn minder schildelen (wanden, daken) per m² vloer door een efficiënter ontwerp. Wanneer je een woning compacter ontwerpt (rijwoning, zonder inpandige garage), verlaagt de milieu-impact aanzienlijk (-27%). Ook de kosten van de levenscyclus dalen met 25% voor een woning, omdat minder vloeroppervlakte betekent dat er minder energie nodig is om de ruimte te verwarmen en te onderhouden. Dit blijkt een financieel voordelige keuze. Let wel: deze voordelen zijn enkel zichtbaar wanneer je naar het hele gebouw kijkt, niet per vierkante meter.

Voor de architect is deze optimalisatie financieel minder interessant, want een compacter gebouw betekent vaak minder oppervlakte en dus een lager ereloon. Een aangepaste vergoedingsmethode kan dit verhelpen.

Houtstructuur (OPTIM 3)

In OPTIM 3 wordt de massieve structuur in bakstenen vervangen door een houtskelet met behoud van het oorspronkelijke ontwerp. Dit verlaagt de milieu-impact met 20%. Hierdoor stijgt de investeringskost met 6%, maar de levenscycluskost daalt wel met 13% ten gevolge van een lagere schoonmaak en onderhoudskost.

Wanneer deze keuze vroeg in het ontwerpproces wordt gemaakt, blijven extra kosten voor erelonen en TOTEM beperkt. Gebeurt deze keuze later, dan moet het ontwerp en de TOTEM-berekening aangepast worden en de stabiliteitsstudie opnieuw gebeuren.

Biogebaseerde Materialen (OPTIM 4)

In OPTIM 4 wordt de houtskelet variant (OPTIM 3) nog verder aangepast zodat ook alle isolatie- en afwerkingsmaterialen waar mogelijk biogebaseerd zijn. De milieu-impact daalt met 29%, maar de levenscycluskost stijgt met 9% en de investeringskost met 7%. Dit betekent dat je een positieve invloed hebt op het milieu, maar wel iets meer betaalt voor de materialen, ook hier heeft de kalkverf een groot aandeel in deze toename van de kost.

Combinatie van Compact Bouwen en Biogebaseerde Materialen (OPTIM 5)

De grootste winst wordt geboekt met de combinatie van OPTIM 2 en OPTIM 4 (samen OPTIM 5). De milieu-impact daalt dan met 48% voor het volledige gebouw (-31% per m²). Ook de levenscycluskost daalt met 16% voor het gebouw in zijn geheel, al stijgt die per m² met 11%. De investeringskost daalt met 26%.

Vanuit financieel oogpunt kon beter de combinatie van compact bouwen met de houtskelet variant gemaakt worden. En ook dit zou een mooie milieu-impactreductie teweeg brengen. Door te kiezen voor biogebaseerde isolatiematerialen en een kalkverf daalt de milieu-impact nog sterker, maar die is financieel minder interessant.

Levenscyclusimpact van de halfopen woning voor de BAU- en optimalisatiescenario’s, opgedeeld per levenscyclusfase
Levenscycluskost van de halfopen woning voor de BAU- en optimalisatiescenario’s, opgedeeld per levenscyclusfase

Conclusies

Uit de studie blijkt dat duurzaam bouwen niet per se duurder hoeft te zijn. Door slimme materiaalkeuzes kun je tot wel 26% besparen op de initiële investeringskost. Vooral compact bouwen levert grote voordelen op, zowel financieel als ecologisch. Het is daarbij wel belangrijk om niet enkel naar de kost of milieu-impact per vierkante meter te kijken. Dat geeft namelijk een vertekend beeld. Een compact gebouw lijkt dan misschien weinig verschil te maken, terwijl het in werkelijkheid wél leidt tot een aanzienlijke besparing op zowel kost als impact, als je het hele gebouw bekijkt.

De combinatie van materiaal-/ontwerpoptimalisatie met ook een compacter plan zorgt steeds voor de grootste reducties. Compacter bouwen geeft ook steeds een positief resultaat op de investeringskost en de levenscycluskost, waar materiaaloptimalisaties vaker voor prijsstijgingen zorgen.

Wanneer je de verschillende levenscyclusfasen van een gebouw vergelijkt, zie je dat milieu-impact en financiële kost niet altijd in verhouding staan. Zo weegt schoonmaak, zeker bij professionele diensten, zwaar door op het budget, maar heeft het amper invloed op de milieu-impact. Energie daarentegen heeft net een grote ecologische impact, terwijl de financiële kost relatief laag blijft. Dat toont aan dat onze energiekost eigenlijk nog te goedkoop is in verhouding tot de milieu-impact die het veroorzaakt, wat maakt dat er vanuit financieel oogpunt andere keuzes gemaakt zullen worden.

Daarom is het cruciaal om het volledige plaatje te bekijken en alle indicatoren en levenscyclusfasen mee te nemen. Wie zich enkel focust op CO2-uitstoot en bijvoorbeeld het landgebruik (door bomen) negeert, overschat de ecologische winst van bepaalde bouwmethodes zoals houtskeletbouw. Omgekeerd, als je alleen naar de investeringskost kijkt, mis je belangrijke kostenposten zoals energieverbruik, onderhoud en vervangingen op lange termijn.

De cijfers in deze studie zijn gebaseerd op prijzen van 2024. Milieuvriendelijkere keuzes, zoals kalkverf, zijn vandaag vaak nog duurder, maar dat zou in de toekomst kunnen veranderen. Zodra deze producten op grotere schaal worden geproduceerd en verdeeld, kunnen ze hopelijk ook betaalbaarder worden en zo de standaard vormen.

Wat ook duidelijk werd tijdens het onderzoek: het optimaliseren van een gebouw vraagt om een brede expertise, waarbij ontwerp, functionaliteit en duurzaamheid hand in hand gaan. Als die verantwoordelijkheid volledig bij de architect ligt, wordt milieu-impact automatisch meegenomen in het ontwerpproces — zonder in te boeten aan kwaliteit of comfort.

Wie van bij de start de juiste keuzes maakt in ontwerp en materialen, kan dus niet alleen de ecologische voetafdruk aanzienlijk verkleinen, maar ook financieel flink besparen. Vroegtijdige beslissingen voorkomen bovendien dubbel werk, wat zowel de ereloonkost als de kost voor TOTEM-berekeningen kan verlagen.

Artikel geschreven door dr. ir. arch. Evelien Verellen, adviseur duurzaam bouwen