Je bent hier » Tijdschrift » Archief » Archief energie » Wat ruist er door het struikgewas
Wat ruist er door het struikgewas?
In deze reeks gaan we op zoek naar de oorsprong van uitvindingen die recent en hedendaags lijken maar waarvan het ontstaan vaak verder teruggaat in de tijd dan u zou vermoeden. Bij windenergie kunnen we ons nochtans wel iets voorstellen: zeilschepen bestaan al lang en we moeten onze noordelijke landsgrens maar even oversteken om te beseffen dat de mensheid al een hele poos windenergie oogst. Daarom heb ik vrij lang gewacht om het onderwerp aan te snijden. Omdat het te veel voor de hand lijkt te liggen, ben ik er een hele tijd behoedzaam omheen blijven fietsen. Windmolens en zeilboten, we weten het wel. Toch blijkt er ook hier heel wat meer over te vertellen. Wist u bijvoorbeeld dat we eind negentiende eeuw al enorme molens bouwden om elektriciteit op te wekken? De toon is gezet.
Maar eerst duiken we dieper het verleden in. Veel dieper. Naar de 60e eeuw voor Christus want ergens tussen 5 500 en 5000 v.C. voeren er vermoedelijk al zeilschepen in de Perzische Golf. Een beschilderd potdeksel uit die periode dat archeologen in Koeweit vonden, moet daar het bewijs voor leveren. Er staat een afbeelding op van wat naar alle waarschijnlijkheid een zeilschip voorstelt.
Een millennium later staan de Feniciërs niet alleen bekend om hun neus voor zaken maar het zijn ook meesterlijke zeelui. Rond 4000 v.C. zouden ze het ruime sop gekozen hebben als een rechtstreeks gevolg van de topologie van hun regio: een smalle strook bergachtig land aan de kusten van de Levant of het Morgenland, de historisch-geografische naam voor een deel van Zuidwest-Azië ten oosten van de Middellandse Zee. De reis tussen verschillende nederzettingen was nu eenmaal gemakkelijker over zee dan over de bergen. Zeker als de lading het beroemde Fenicische cederhout was.
Hun legendarische koopmansgeest dreef hen uiteindelijk nog verder de zee op. Zelfs voorbij de Middellandse Zee, die ze toen als veilig beschouwden, langs de Zuilen van Hercules de Atlantische Oceaan op. Al duizenden jaren is dat de naam van de bergen aan weerszijden van het oosten van de Straat van Gibraltar. Die zuilen zijn sinds de Oudheid het symbool van de verbinding tussen de Middellandse Zee en de Atlantische Oceaan en volgens Plato lag Atlantis hier vlakbij.
Ook de Egyptenaren waren in 4 000 v.C. al met de wind in de weer op hun zeilschepen. De Nijl was en is een belangrijke waterweg en de Egyptische beschaving ontwikkelde zich langs deze machtige rivier. Hij was de belangrijkste snelweg in het Oude Egypte, dus ook voor hen was de scheepvaart ontzettend belangrijk om handel te kunnen drijven.
Nog een leestip voor de koude winteravonden: voor een geestige en rake typering van de Feniciërs en de Egyptenaren moet u Asterix en de gladiatoren, De odyssee van Asterix en Asterix en Cleopatra maar eens (her)lezen.
De eerste windmolens
Voor de eerste windmolens stellen we onze teletijdmachine in op het Perzië van de 9de eeuw. De panemoon of windmolen met een verticale as en wieken die in het horizontaal vlak draaien, werd daar bedacht. De naam komt uit het Grieks: pan wil zeggen elke of alle en anemos betekent zoveel als wind. Het is dus de naam voor een windmolen geschikt voor alle winden en die onafhankelijk is van de richting waaruit de wind die dag waait. Een panemoon had vier tot acht lichtgewicht houten zeilen die met stof waren bedekt en als het waaide, draaiden ze rondjes rond de as. Zulke molens werden gebruikt om graan te malen of water op te pompen.
Niemand kan trouwens met grote zekerheid zeggen wanneer precies de eerste windmolens in het landschap opduiken. De Chinezen zouden er meer dan 2000 jaar geleden al gebruik van gemaakt hebben maar archeologen vinden geen duidelijke beschrijvingen van voor 1219. De eerste beschreven windmolen is van Perzische oorsprong.
In Europa zou je denken dat Nederland met de eer aan de haal mag gaan. Niet dus. De eerste Europese windmolens zien we in de 2e helft van de 11e eeuw in Spanje opduiken. Daarna zijn Noordwest-Frankrijk, Vlaanderen en Zuid-Engeland aan de beurt. De molens werden gebruikt om landbouwproducten te bewerken en hadden in tegenstelling tot de panemoon een horizontale as.
Hoewel Nederland niet de Europese pionier was, zijn onze noorderburen wel met belangrijke verbeteringen voor de dag gekomen. Ze bouwden bijvoorbeeld verdiepingen in hun molens waardoor ze verschillende werkzaamheden tegelijkertijd konden uitvoeren: graan malen, schillen en opslaan bijvoorbeeld. De Nederlandse molens kregen ook een spil waardoor ze konden draaien en zich naar de wind richten en de wieken van hun molens draaiden aan verschillende snelheden. Zo konden ze die bij verschillende windsnelheden gebruiken.
Windmolens waren de elektromotoren van hun tijd en ze werden onder andere gebruikt om hout te zagen, graan te malen en ondergelopen land leeg te pompen of gebieden in te polderen. Een poldermolen pompt water van een lager naar een hoger niveau en komt vooral voor in Midden- en West-Nederland. Maar ook in Vlaanderen stonden poldermolens, onder meer in De Moeren in West-Vlaanderen. Windenergie speelde ten slotte een niet te onderschatten rol in de economische bloei van Nederland tijdens de Gouden Eeuw (17e eeuw). In de 18e eeuw stonden er in Nederland naar schatting rond de 10.000 windmolens. Het hoogtepunt van het windmolentijdperk luidde, zoals zo vaak, meteen ook de neergang in want rond deze tijd werden ze stilaan vervangen door de stoommachines van de Industriële Revolutie.